SV | Maar het geschiedde, als zij in het midden der stad gekomen waren, dat Ismael, de zoon van Nethanja, hen keelde, [en wierp hen] in het midden des kuils, hij en de mannen, die met hem waren. |
WLC | וַיְהִ֕י כְּבֹואָ֖ם אֶל־תֹּ֣וךְ הָעִ֑יר וַיִּשְׁחָטֵ֞ם יִשְׁמָעֵ֤אל בֶּן־נְתַנְיָה֙ אֶל־תֹּ֣וךְ הַבֹּ֔ור ה֖וּא וְהָאֲנָשִׁ֥ים אֲשֶׁר־אִתֹּֽו׃ |
Trans. | wayəhî kəḇwō’ām ’el-twōḵə hā‘îr wayyišəḥāṭēm yišəmā‘ē’l ben-nəṯanəyâ ’el-twōḵə habwōr hû’ wəhā’ănāšîm ’ăšer-’itwō: |
Maar het geschiedde, als zij in het midden der stad gekomen waren, dat Ismael, de zoon van Nethanja, hen keelde, [en wierp hen] in het midden des kuils, hij en de mannen, die met hem waren.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Maar het geschiedde, als zij in het midden der stad gekomen waren, dat Ismael, de zoon van Nethanja, hen keelde, [en wierp hen] in het midden des kuils, hij en de mannen, die met hem waren.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!